BESLUIT ZONDER VISUM VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN
Zitting van maandag 16 juni 2025
Aanwezig: Thierry Lens (burgemeester);Bart Van Couwenberghe, Dave Van den Bergh, Lenn De Cleene, Sofie Lemmens (Schepenen);Anke Dehuisser (algemeen directeur); |
OMV 2025/41 - De Ster 1 - vergunning
Het college van burgemeester en schepenen, in geheime zitting,
Juridische achtergrond
Artikel 56, §2, 7° van het Decreet over het Lokaal Bestuur bepaalt dat het college van burgemeester en schepenen bevoegd is over de beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen voorbehoudt;
Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect.
Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, verplicht elke vergunningverlenende overheid ertoe om de potentieel schadelijke effecten van de voorgenomen werken op het watersysteem te onderzoeken.
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 (BS 20 augustus 2009), en latere wijzigingen, hierna genoemd de VCRO en latere wijzigingsdecreten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen;
Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) + bijlagen en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene milieuvoorwaarden (VLAREM III) voor GPBV-installaties en latere wijzigingen;
Besluit van de gemeenteraad van 25 juni 2012 betreft de verordening rond het kappen van bomen.
Feiten en context
De aanvraag ingediend door de heer Bruno Schwagten wonende De Ster 1 te 2540 Hove, werd per beveiligde zending verzonden op 4 april 2025. Deze aanvraag werd ontvangen op 4 april 2025 en vervolledigd op 13 mei 2025.
De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 22 mei 2025.
De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen De Ster 1, kadastraal bekend: afdeling 1 sectie A nr. 12R3.
Het betreft een aanvraag tot het plaatsen van een zwembad.
De aanvraag omvat:
stedenbouwkundige handelingen
Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.
Historiek
Adviezen
NMBS dd. 23 mei 2025: geen advies
Infrabel dd. 26 mei 2025: voorwaardelijk gunstig
Agentschap Natuur en Bos Antwerpen dd. 2 juni 2025: voorwaardelijk gunstig
Gemeentelijk omgevingsambtenaar dd. 3 juni 2025: voorwaardelijk gunstig
Argumentatie
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
De aanvraag omvat het plaatsen van een zwembad met natuurlijke filtering. De totale oppervlakte van de nieuw aan te leggen verharding bedraagt 75m².
Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving
De voorliggende aanvraag situeert zich op een perceel gelegen ten noordwesten van de kern van de gemeente Hove nabij de grens met de stad Mortsel. Het perceel grenst aan de westzijde aan de spoorlijn Antwerpen-Mechelen, aan de noordzijde strekt zich het parkdomein van het kasteel Cappenberg uit.
Het betreffende perceel is bebouwd met een vrijstaande eengezinswoning. Het resterende gedeelte van betreffende verkaveling en de achterliggende gronden zijn bebost. De onmiddellijke omgeving is verkaveld en bebouwd met vrijstaande eengezinswoningen. Aan de overzijde van de straat bevinden zich kavels met een gemiddelde grootte van 750 m². In het deel van de straat dat noord-zuid loopt hebben de kavels aan de oostzijde een gemiddelde grote van 750 m², aan de kant van het kasteeldomein gemiddeld 1200 m².
Het betreffende perceel heeft ter hoogte van de voorste perceelgrens een breedte van 43,50 meter en een gemiddelde diepte van 108 meter met een totale oppervlakte van 5104 m².
De bestaande woning staat ingepland op 12,50 meter achter de voorste perceelgrens, op 9,73 meter van de linker perceelgrens, op 7,30 meter van de rechter perceelgrens en heeft een bouwdiepte van 14 meter. De woning heeft een totale gelijkvloerse oppervlakte van 299,18 m².
Bij nazicht van het inplantingsplan van de stedenbouwkundige vergunning dd. 13 oktober 2014 werd opgemerkt dat het plan verschillen vertoont met de laatste vergunde toestand, voornamelijk wat betreft het pad naar de voordeur.
Achteraan links in het bebost gedeelte bestaan 4 stallingen voor dieren. Een kippenhok (4,16 m²), een alpacahok (10,24 m²), een kwartelhok (14,40 m²), een berghok met L-vorig plan (33,40 m²). Deze berghokken staan opgenomen op het inplantingsplan bestaande toestand met vermelding ‘te regulariseren’.
Toetsing aan de voorschriften
Het gevraagde is volgens het gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979, gelegen in woongebied.
Volgende voorschriften zijn van toepassing:
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Het project is in overeenstemming met de voorschriften van het geldende gewestplan.
Het project is volgens het Gewestelijk RUP ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’, goedgekeurd op 19 juni 2009, gelegen binnen de afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen.
Volgende relevante stedenbouwkundige voorschriften zijn van toepassing:
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
Het perceel valt niet binnen een deelgebied waarvoor bestemmingsvoorschriften zijn vastgesteld. De gewestplanbestemming is van toepassing.
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd BPA of gemeentelijk RUP, maar wel binnen de omschrijving van een vergunde en niet vervallen verkaveling.
Het project is gelegen binnen de goedgekeurde verkaveling nr. 2010/8 dd. 22/11/2010 gekend als lot 1 en 2. In zitting van 28/04/2014 werd goedkeuring verleend aan de wijziging van de verkaveling. Deze wijziging heeft betrekking tot het samenvoegen van 2 loten tot 1 lot en de daarbij horende bouwzone.
In zitting van 14/11/2022 werd de bijstelling van de verkavelingsvoorschriften goedgekeurd. De aanvraag is conform de verkavelingsvoorschriften.
Rooilijn
Het perceel wordt niet getroffen door een rooilijn.
Uitgeruste weg
In toepassing op de artikelen 4.3.5 tot en met 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) kan gesteld worden dat de De Ster een voldoende uitgeruste openbare weg is.
Riolering
De richtlijnen inzake aansluiting op de riolering en IBA-beheer kunnen worden bekomen bij Fluvius (tel. 078 35 35 34 of www.fluvius.be).
Het perceel is gelegen in centraal gebied. Aangezien de betreffende omgevingsvergunning zich situeert in een gebied met bestaande riolering die reeds is aangesloten op een zuiveringsinstallatie, dient het zwart water van de betreffende constructie via een septische put met Benor-certificaat te worden aangesloten op de bestaande riolering.
Openbaar onderzoek
Er werd geen openbaar onderzoek gehouden; de aanvraag valt immers niet onder de aanvragen voor een omgevingsvergunning die moeten openbaar gemaakt worden.
Raadpleging aanpalende eigenaar
Artikel 83 van het omgevingsvergunningsbesluit is niet van toepassing.
Watertoets
De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen e.d. is niet van toepassing op dit project.
Project-MER
Het project komt niet voor op de lijsten gevoegd als bijlage I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (en latere wijzigingen) houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Er dient derhalve geen project-milieueffectrapportage noch een project-milieueffectrapportage-screeningsnota te worden opgesteld voor de aanvraag.
Inhoudelijke beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Deze beoordeling, als uitvoering van art. 1.1.4 van de codex gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen, houdt rekening met de volgende criteria als uitvoering van art. 4.3.1 van de VCRO:
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag omvat het aanleggen van een zwembad bij een woning. De woonfunctie blijft behouden. De aanvraag is functioneel inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
De voorliggende aanvraag wijzigt niets aan de parkeerbehoefte van de eengezinswoning. De bestaande vergunde bewoonbare oppervlakte blijft behouden. Er is in de bestaande vergunde toestand voldaan aan het gemeentelijk parkeerreglement.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
Het zwembad is gelegen binnen een afstand van 30 meter van de woning, volledig binnen woongebied. De plaatsing van een zwembad behoort tot de normale inrichting van een tuin. Het volledige perceel heeft een oppervlakte van 5104 m². Met een oppervlakte van 75m² vormt het nieuwe zwembad slechts een beperkte toevoeging van de verharde oppervlakte op het perceel. Er blijft ruim voldoende onverharde en groene tuinzone aanwezig. Het zwembad wordt voorzien van een natuurlijke filtering met overloop naar de wadi, waardoor overtollig water infiltreert op eigen terrein.
Op het inplantingsplan staan in de linkse bovenhoek van het perceel vier constructies aangeduid als te regulariseren. Deze constructies maken evenwel geen deel uit van voorliggende aanvraag.
Het advies van het Agentschap Natuur en Bos leest als volgt:
Loten 1A en 2A (vervat in deze aanvraag) evenals loten 3A en 4A dienen als bos behouden te worden conform de verkavelingsvergunning met ref. 20135 (goedgekeurd op 28/4/2014). Het bosdecreet blijft er van toepassing. Kappingen in deze zone zijn enkel toegelaten na machtiging door het Agentschap voor Natuur en Bos. Het omvormen van bos naar tuin staat gelijk met ontbossing en noodzaakt een verkavelingswijziging.
In de loten 1A en 2A staan heden constructies (koterij en wadi) en werd de bosbodem gewijzigd naar tuin (gazon en sierplanten). De aanvraag omvat echter niet de regularisatie hiervan, […].
De wadi was reeds opgenomen op de plannen nieuwe toestand van de vergunning tot bijstelling van de verkaveling (OMV_2022093864) en de daaropvolgende stedenbouwkundige vergunning uit 2023 (OMV_2023019289). De vier constructies achteraan het perceel werden in die laatste vergunning expliciet uitgesloten van vergunning. Voor de duidelijkheid deze vier constructies opnieuw van vergunning uitgesloten.
Cultuurhistorische aspecten
De aanvraag heeft geen betrekking op een beschermd monument of een goed dat voorkomt op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. De plaats van de aanvraag is evenmin gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap.
Een archeologienota (zoals vermeld in art. 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013) is niet vereist, omdat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die het decreet heeft bepaald.
Bodemreliëf
Er wordt geen aanpassing aan het bodemreliëf voorgesteld.
Andere hinderaspecten inzake gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De aanvraag bevat geen elementen waarvan kan verwacht worden dat ze enige invloed op de gezondheid, het gebruiksgenot en de veiligheid in het algemeen kunnen hebben.
Conclusie
De aanvraag is verenigbaar met de stedenbouwkundige voorschriften en brengt de goede ruimtelijke ordening niet in het gedrang, mits rekening wordt gehouden met de nodige voorwaarden.
Bespreking adviezen
Gelet op het voorwaardelijk gunstig advies van het Agentschap Natuur en Bos dd. 2 juni 2025. Het advies wordt bijgetreden. De voorwaarden uit het advies dienen strikt te worden nageleefd;
Gelet op het voorwaardelijk gunstig advies van Infrabel dd. 26 mei 2025. Het advies wordt bijgetreden. De voorwaarden uit het advies dienen strikt te worden nageleefd.
Conclusie gemeentelijk omgevingsambtenaar
Op basis van de bovenvermelde motivering wordt de aanvraag voorwaardelijk gunstig geadviseerd mits te voldoen aan volgende voorwaarden:
● De vier constructies achteraan het perceel worden van vergunning uitgesloten;
● De volgende richtlijnen, indien van toepassing, voor de aanleg van een zwembad dienen nageleefd te worden:
○ Het spoelwater van chemische filters en hydrolysesystemen dient aangesloten te worden op de afvalwaterafvoer;
○ Het spoelwater van biologische filters dient te worden aangesloten op de regenwaterafvoer naar een (open) infiltratievoorziening;
○ De overloop van een buitenzwembad dient aangesloten te worden op de regenwaterafvoer, aangezien deze overlopen bij regenwater veelvuldig zullen werken. Deze overloop dient aangesloten te worden op de infiltratievoorziening. Indien deze in 1 keer geledigd wordt, dient de infiltratievoorziening hierop berekend te worden.
○ De chloordosering wordt een 14 dagen voor de lediging uitgeschakeld.
Bijkomende voorwaarden
● Indien voor het uitvoeren van de werken een bronbemaling nodig blijkt, mag de uitvoering van de werken pas starten nadat de vereiste vergunning of aktename daarvoor is verkregen.
● Deze vergunning doet uitsluitend uitspraak over de expliciet aangevraagde werkzaamheden. Er wordt dus expliciet geen uitspraak gedaan over het vergunde of vergund geachte karakter van eventuele andere constructies die voorkomen op de plannenset, doch geen voorwerp uitmaken van de aanvraag.
Conclusie college van burgemeester en schepenen
Het college sluit zich aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit zich eigen.
BESLUIT:
Artikel 1
Het college van burgemeester en schepenen levert de voorwaardelijke omgevingsvergunning af voor het plaatsen van een zwembad.
Artikel 2
Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:
Stedenbouwkundige voorwaarden
● De vier constructies achteraan het perceel worden van vergunning uitgesloten;
● De volgende richtlijnen, indien van toepassing, voor de aanleg van een zwembad dienen nageleefd te worden:
○ Het spoelwater van chemische filters en hydrolysesystemen dient aangesloten te worden op de afvalwaterafvoer;
○ Het spoelwater van biologische filters dient te worden aangesloten op de regenwaterafvoer naar een (open) infiltratievoorziening;
○ De overloop van een buitenzwembad dient aangesloten te worden op de regenwaterafvoer, aangezien deze overlopen bij regenwater veelvuldig zullen werken. Deze overloop dient aangesloten te worden op de infiltratievoorziening. Indien deze in 1 keer geledigd wordt, dient de infiltratievoorziening hierop berekend te worden.
○ De chloordosering wordt een 14 dagen voor de lediging uitgeschakeld.
Artikel 3
Deze vergunning doet uitsluitend uitspraak over de expliciet aangevraagde werkzaamheden. Er wordt dus expliciet geen uitspraak gedaan over het vergunde of vergund geachte karakter van eventuele andere constructies die voorkomen op de plannenset, doch geen voorwerp uitmaken van de aanvraag.
Algemene voorwaarden
Deze beslissing stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Register der bekendmakingen
Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.
Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie heeft plaatsgevonden.
Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.