BESLUIT ZONDER VISUM VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN

 

 

Zitting van maandag 7 april 2025

 

 

Aanwezig: Bart Van Couwenberghe (waarnemend burgemeester);Dave Van den Bergh, Lenn De Cleene (Schepenen);

Verontschuldigd: Thierry Lens (burgemeester);Sofie Lemmens (schepen);Anke Dehuisser (algemeen directeur);

 

 

OMV 2024/130 - Diepestraat 44 - vergunning

 

Het college van burgemeester en schepenen, in geheime zitting,

 

Juridische achtergrond

Artikel 56, §2, 7° van het Decreet over het Lokaal Bestuur bepaalt dat het college van burgemeester en schepenen bevoegd is over de beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen voorbehoudt;

 

Titel 5 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

 

Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (Natuurdecreet) en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

 

Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 15 juni 2018 houdende de coördinatie van de waterregelgeving en de bijhorende uitvoeringsbesluiten.

 

Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 (BS 20 augustus 2009), en latere wijzigingen, hierna genoemd de VCRO en latere wijzigingsdecreten.

 

Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen;

 

Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en latere wijzigingen;

 

Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect.

 

Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen;

 

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

 

Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene milieuvoorwaarden (VLAREM III) voor GPBV-installaties en latere wijzigingen;

 

Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen;

 

De Blue Deal van 28 juli 2020 houdende plan van de Vlaamse Regering om de strijd tegen droogte en waterschaarste structureel aan te pakken.

 

Besluit van de Vlaamse Regering van 24 januari 2024 betreffende de programmatische aanpak stikstof (Stikstofdecreet).

 

Besluit van de gemeenteraad van 25 juni 2012 betreft de verordening rond het kappen van bomen.

 

Feiten en context

De aanvraag ingediend door mevrouw Joyce Jonkergouw wonende Jan Frans Gellyncklaan 118A te 2540 Hove, werd per beveiligde zending verzonden op 7 november 2024. Deze aanvraag werd ontvangen op 7 november 2024 en vervolledigd op 22 januari 2025.

De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 12 februari 2025.

 

De gewijzigde projectinhoudversie van 28 maart 2025 werd aanvaard op 31 maart 2025.

 

De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Diepestraat 44, kadastraal bekend: afdeling 1 sectie B nrs. 122Z3 en 198E.

 

Het betreft een aanvraag tot het slopen van alle constructies op het perceel, bouwen van een ééngezinswoning, bouwen van een bijgebouw, plaatsen van een zwembad, aanleggen van verhardingen, aanleggen van een wadi, ophogen van het terrein, overkappen van de beek op openbaar domein, exploiteren van een bronbemaling en plaatsen van een warmtepomp.

 

De aanvraag omvat:

        stedenbouwkundige handelingen

        de exploitatie van een of meerdere ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

 

Historiek

        Op 16/06/2014 werd een stedenbouwkundige vergunning (2014/20) voor aanleggen zwembad afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen.

        Op 05/07/2010 werd een stedenbouwkundige vergunning (2010/33) voor verbouwen van een woning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen.

        Op 16/03/1978 werd een stedenbouwkundige vergunning (1978/3) voor bouwen van een vrijstaande woning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen.

 

Adviezen

Pipelink dd. 3 maart 2025: gunstig
Igean dd. 31 maart 2025: voorwaardelijk gunstig

Gemeentelijk omgevingsambtenaar dd. 01 april 2025: voorwaardelijk gunstig

 

Argumentatie

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

Voorliggende aanvraag betreft het slopen van een eengezinswoning en een bijgebouw en het bouwen van een vrijstaande eengezinswoning en een bijgebouw in de achtertuin, het verwijderen van een zwembad en het aanleggen van een zwembad, het verwijderen van een grindverharding en een terras in gepolierde beton, het verwijderen van een overkapping van de beek op openbaar domein en het aanleggen van een nieuwe overkapping van de beek op openbaar domein, de aanleg van een oprit, de aanleg van een toegangspad en van verhardingen in de achtertuin, de aanleg van een wadi in de achtertuin, het ophogen van het terrein en de aanleg van een keermuur, en het plaatsen van een warmtepomp.

 

Beschrijving van de aangevraagde ingedeelde inrichtingen of activiteiten

De aanvraag omvat een bronbemaling voor de uitvoering van werken in den droge voor wat betreft de nieuwbouw van een eengezinswoning en een zwembad als volgt:

 Kelder 9.707 m³ over 120 dagen

 Zwembad 2.439 m³ over 60 dagen

 Totaal 12.146 m³ over 180 kalenderdagen

 

Volgens het dossier wordt het opgepompt grondwater geloosd in oppervlaktewater: gracht in de Diepestraat die verderop uitmondt in de Beekhoekse Beek.

 

Verder worden er zowel voor de woning als voor het zwembad warmtepompen voorzien. Deze voor de woning is een geothermische warmtepomp met boringen tot 100 m (boven het dieptecriterium, hier 150m). Voor het zwembad wordt een warmtepomp type lucht-water voorzien.

 

De aanvraag omvat voor de ingedeelde inrichting of activiteit:

- 16.3.2.a: 2 warmtepompen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 30 kW, waarvan:

een geothermische warmtepomp als centrale verwarming en sanitair warmwaterproductie

een warmtepomp lucht-water voor de productie van warm water voor het zwembad

- 53.2.2.a: een gefaseerde bronbemaling bij een bouwproject voor een eengezinswoning en een zwembad met een netto opgepompt debiet van max. 141 m³/dag en 12.146 m³/jaar met een verlaging van het grondwaterpeil tot op 3,8 m onder het maaiveld en dit gedurende max. 180 dagen (120 d kelder en 60 d zwembad) met een lozing in oppervlaktewater

 

Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving

De Diepestraat is een oost-west georiënteerde woonstraat gelegen op de zuidgrens van het BPA Veldkant nr. 9. Langs de zuidzijde van de straat ligt binnen de grenzen van het openbaar domein een baangracht. Het betreffende bebouwde perceel is toegankelijk via een overwelving met een breedte van 6,88 meter.

De werken worden voorzien op een bebouwde kavel met ter hoogte van de voorste perceelgrens een breedte van 22,64 meter en een gemiddelde diepte van 65 m. De bestaande woning staat ingepland op 9,87 meter achter de rooilijn, heeft een breedte van 10,97 meter en over twee bouwlagen met plat dak een diepte van 17,28 meter.

De woning op het rechts aanpalende perceel staat ingepland op 7,62 meter achter de rooilijn, heeft twee bouwlagen in rode baksteen en tentdak afgewerkt met zwarte leien.

De woning op het rechts aanpalende perceel heeft een landelijk uitzicht, gevel gedeeltelijk in lichte baksteen, gedeeltelijk in witte crepi, zadeldak met nok parallel aan de voorliggende straat, afgewerkt met zwarte leien.

 

Toetsing aan de voorschriften

Het gevraagde is volgens het gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979, gelegen in woongebied.

Volgende voorschriften zijn van toepassing:

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare  nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

Het project is in overeenstemming met de voorschriften van het geldende gewestplan.

 

Het project is volgens het Gewestelijk RUP ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’, goedgekeurd op 19 juni 2009, gelegen binnen de afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen.

Volgende relevante stedenbouwkundige voorschriften zijn van toepassing:

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.

 

Het perceel valt niet binnen een deelgebied waarvoor bestemmingsvoorschriften zijn vastgesteld. De gewestplanbestemming is van toepassing.

 

De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd BPA of gemeentelijk RUP, noch binnen de omschrijving van een vergunde en niet vervallen verkaveling.

De aanvraag wordt als volgt getoetst aan de voorschriften van het gewestplan en de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede ruimtelijke ordening ter plaatse.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de gebiedsbestemming en met de stedenbouwkundige voorschriften.

 

Rooilijn

Het perceel wordt niet getroffen door het rooilijn- en onteigeningsplan Diepestraat Lintsesteenweg / deel Veldkantvoetweg goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing dd. 22 januari 2001.

 

Uitgeruste weg

In toepassing op de artikelen 4.3.5 tot en met 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) kan gesteld worden dat de Diepestraat een voldoende uitgeruste openbare weg is.

 

Riolink

De richtlijnen inzake aansluiting op de riolering en IBA-beheer kunnen worden bekomen bij Fluvius (tel. 078 35 35 34 of www.fluvius.be).

Het perceel is gelegen in centraal gebied / geoptimaliseerd buitengebied. Aangezien de betreffende omgevingsvergunning zich situeert in een gebied met bestaande riolering die reeds is aangesloten op een zuiveringsinstallatie, dient het zwart water van de betreffende constructie via een septische put met Benor-certificaat te worden aangesloten op de bestaande riolering.

 

Openbaar onderzoek

Er werd geen openbaar onderzoek gehouden; de aanvraag valt immers niet onder de aanvragen voor een omgevingsvergunning die moeten openbaar gemaakt worden.

 

Raadpleging aanpalende eigenaar

Artikel 83 van het omgevingsvergunningsbesluit is niet van toepassing.

 

Watertoets

Het voorliggende project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is.

Op basis van de aanstiplijst aangaande de gewestelijke hemelwaterverordening 2023 en de stukken gevoegd bij de aanvraag blijkt dat voldaan wordt aan de verordening. Er wordt een hemelwaterput voorzien met een totale capaciteit van 22.500 liter. De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een bovengrondse infiltratievoorziening met een beschikbare infiltratieoppervlakte van 91,97 m² en een volume van 9.063 liter.

 

Project-MER

Het project komt niet voor op de lijsten gevoegd als bijlage I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (en latere wijzigingen) houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Er dient derhalve geen project-milieueffectrapportage noch een project-milieueffectrapportage-screeningsnota te worden opgesteld voor de aanvraag.

 

Inhoudelijke beoordeling van de goede ruimtelijke ordening

Deze beoordeling, als uitvoering van art. 1.1.4 van de codex gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met het oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen, houdt rekening met de volgende criteria als uitvoering van art. 4.3.1 van de VCRO:

 

Functionele inpasbaarheid

Het slopen van alle constructies op het perceel, bouwen van een ééngezinswoning, bouwen van een bijgebouw, plaatsen van een zwembad, aanleggen van verhardingen, aanleggen van een wadi, ophogen van het terrein, overkappen van de beek op openbaar domein en plaatsen van een warmtepomp is inpasbaar in het woongebied.

 

Mobiliteit

Het project voorziet een inpandige garage die kan dienst doen als fietsenstalling. Het project voorziet een overdekte open autostaanplaats voor twee wagens binnen het bouwvolume. Het project kan de te verwachten parkeerbehoefte opvangen op eigen terrein.

 

Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid

De nieuwe woning heeft een grondoppervlakte van 297,40 m² en een bouwvolume van 1620,88 m³. Het betreft een woning met een voorgevelbreedte van 16,64 meter op een perceelbreedte van 22,61. Aan beide zijden van de woning wordt een bouwvrije strook gehouden van 3 meter. De achtergevellijn van de bestaande woning wordt niet overschreden bij de nieuwbouw woning.  De voorgevellijn van de nieuwe woning ligt in het verlengde van de voorgevellijn van de woning op het rechts aanpalende perceel, Diepestraat 42. De totale bouwdiepte bedraagt op het gelijkvloers 19,50 meter en op de eerste verdieping 15 meter.

Volgende elementen in het architecturaal ontwerp compenseren het grote bouwvolume tot een ruimtelijk aanvaardbare nieuwbouw woning. De voorgevel van de eerste verdieping is 1,50 meter meer achteruit geplaatst ten opzichte van de gevel van het gelijkvloers. Het grootste deel van de voorgevel op het gelijkvloers is een open structuur. De linker zijgevel heeft zowel op gelijkvloers als op de eerste verdieping een verspringend plan waardoor de ruimte tussen zijgevels en zijdelingse perceelgrens aan de linker zijde een ruimtelijke openheid garandeert. De dakrandhoogte van de woning bedraagt 6,55 meter ten opzichte van het bestaande en te behouden maaiveld, wat aansluit op de dakrandhoogte van de rechts aanpalende woning. 

Er wordt een nieuw zwembad gebouwd op 4,40 meter achter de achtergevel van de woning. Het zwembad wordt parallel aan de achtergevel ingepland. Het zwembad met inbegrip van aansluitend terras heeft een lengte van 15,25 meter en een breedte van 4,10 meter. Een bijgebouw voor tuinrecreatie wordt op een afstand van 1 meter parallel aan de rechter zijdelingse perceelgrens ingepland. Het geheel van zwembad, terras en bijgebouw bevindt zich ter hoogte van de bestaande glooiing van het terrein waar een hoogte verschil van ongeveer 1,20 meter wordt opgevangen. Het bijgebouw heeft een hoogte van ongeveer 3,50 meter ten opzichte van het maaiveld, wat ruimtelijk aanvaardbaar is.

De bebouwing op het perceel (337,73 m²) en verharding in de achtertuin (79,97 m²) behoudt een bebouwings/verhardingsgraad van 25,50 % ten opzichte van de schaal van het bouwperceel (1637,70 m²). De woondichtheid is, gelet op de grote perceelgrootte, laag  maar de bebouwingsgraad is sluit aan bij het gemiddelde van de omgeving (20 % bebouwd).

Visueel-vormelijke elementen

De voorgestelde gevelmaterialen behoren tot gangbare en eigentijdse gevelafwerking. De voorgestelde gevelafwerking integreert zich op esthetische wijze bij de bestaande architectuur en is aanvaardbaar en niet storend in de omgeving.

 

Cultuurhistorische aspecten

De aanvraag betreft geen beschermd monument, en is ook niet gelegen in de nabijheid of het gezichtsveld van een beschermd monument, dorpszicht of landschap. Het betreft geen gebouw dat is opgenomen in de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed.

 

Bodemreliëf

Er wordt geen aanpassing aan het bodemreliëf voorgesteld. De uitgegraven grond dient afgevoerd te worden en mag geen reliëfwijziging doen ontstaan door opstapeling of uitspreiding op het terrein.

 

Andere hinderaspecten inzake gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen

De aanvraag bevat geen elementen waarvan kan verwacht worden dat ze enige invloed op de gezondheid, het gebruiksgenot en de veiligheid in het algemeen kunnen hebben.

 

Inhoudelijke beoordeling van de milieuaspecten

 

Beoordelingsgrond klasse 3 – Artikel 111OVD – Artikel 5.4.3§3 DABM

Meldingsplichtig IIOA deel uitmakend van een vergunningsaanvraag voor stedenbouwkundige handelingen

Bij ingedeelde inrichtingen of activiteiten van enkel klasse 3 is er binnen de ruimtelijke context slechts een beperkte beoordelingsbevoegdheid voor de gemeente van toepassing overeenkomstig art. 111 van het omgevingsdecreet. Zo mag er enkel gekeken worden naar de verbodsbepalingen of de strijdigheid met de bestemming volgens het gewestplan (of andere plannen van aanleg). De uitgebreide toets aan de ruimtelijke ordening zal gebeuren in de beoordeling van het luik stedenbouwkundige handelingen van de overkoepelende vergunningsaanvraag.

Hiermee dient gesteld te worden dat er voor deze activiteiten geen verbodsbepalingen volgens art 4.1.1.1 Vlarem van toepassing zijn, noch overeenkomstig artikel 5.4.3§3 van het DABM, artikel 4.2.2.§1 en artikel 4.2.4 van de VCRO.

Voor de toetsing aan de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening verwijzen we naar het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar binnen het luik stedenbouwkundige handelingen.

 

Effecten op de omgeving

Algemeen

MER-plicht / project-mer-screeningsplicht

Voor projecten die niet vergunningsplichtig zijn, zijn er geen verplichtingen op het vlak van project-mer Met andere woorden voor meldingsplichtige projecten (klasse 3 IIOA) geldt geen project-mer-plicht en is geen project-mer-screening nodig.

Indien er voor de uitvoering van de werken in den droge van een mer-screeningsplichtig bouwproject (vb. stadsontwikkeling) een bemaling noodzakelijk is dienen volgens de rechtspraak de effecten ervan binnen de initiële aanvraag onderzocht te worden binnen de mer-screening. (Het ontbreken van een MER-toets bij een screeningsplichtig bouwproject zonder rekening te houden met impact van de bronbemaling tijdens de (latere) uitvoeringsfase leidt tot een onwettige vergunningsbeslissing.)

Dit is niet van toepassing bij een niet-screeningsplichtig bouwproject zoals een eengezinswoning of particulier zwembad.

 

Toetsingskader klasse 3 IIOA

De bevoegde overheid heeft bij de aktename van een melding van de exploitatie van een ingedeelde inrichting van klasse 3 slechts een beperkte beoordelingsbevoegdheid aangaande het toetsen van de hinderaspecten en de goede ruimtelijke ordening.

Een recent arrest van de RvVb van 5.10.2023 (RvVb-A-2324-0091) geeft een bredere interpretatie van de boordelingsbevoegdheid bij klasse 3 IIOA. Hierbij blijkt dat als aangetoond wordt dat de inrichting of activiteit niet kan voldoen aan de milieuvoorwaarden, zelfs mits het opleggen van bijzondere voorwaarden, deze niet voor aktename in aanmerking komt.

 

Water

Afvalwater

Volgens het zoneringsplan is de inrichting gelegen in centraal gebied, voorzien van riolering.

 

Hemelwater

Overstroombaar gebied

De inrichting is volgens de nieuwe overstromingskaarten niet gelegen in fluviaal overstroombaar gebied volgens het huidig of toekomstig klimaat én deels gelegen in pluviaal overstroombaar gebied volgens het toekomstig klimaat (bron: waterinfo.be).

Dit wil zeggen dat voor de grond waarop de inrichting gepland is aan de hand van de huidige situatie en het klimaatscenario voor 2050 de overstromingsrisico’s werden berekend en deze aangeven dat er omwille van intense neerslag op het perceel overstromingsrisico’s rusten.

De exploitant dient kennis te krijgen van de mogelijke overstromingsrisico’s.

Waterrobuust bouwen is op deze locatie wenselijk volgens het decretaal kader waterbeleid.

Uit veiligheidsoverwegingen en voorzorg dienen de gebouwen waterveilig te worden uitgerust om beschermd te zijn tegen instromend hemelwater conform de richtlijnen van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW). Dit dient in het bouwluik verder afgetoetst te worden.

Rekening moet gehouden worden met het beleidskader van de provincie Antwerpen m.b.t. de wateradviezen van DIW bij projecten gelegen in een overstromingszone.

 

Grondwater

De inrichting is niet gelegen in een grondwaterwingebied of -beschermingszone.

De invloedstraal van de ingreep zoals berekend in de bemalingsnota bedraagt ca. 166 m rond de bronbemaling. Aan de rand van dit invloedgebied kan door de bemaling een grondwaterdaling verwacht worden tot 5 cm.

 

Bronbemaling

Lozing bemalingswater

Cascade lozing bemalingswater

Artikel 5.53.6.1.1§2 van Vlarem II geeft volgende cascade m.b.t. het bemalingswater:

1. Het onttrokken volume bemalingswater wordt maximaal beperkt.

2. Het onttrokken grondwater moet maximaal terug in de grond worden gebracht door gebruik van de beste beschikbare technieken (retourputten, infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten). Dit mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

3. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag het gedeelte van het bemalingswater, dat niet terug in de grond gebracht wordt, nuttig gebruikt worden (zie circulair water).

4. Indien dit technisch niet mogelijk is, dient geloosd te worden in oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in het gedeelte van de gescheiden riolering dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater indien aanwezig binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp en bereikbaar via openbaar domein.

5. Slechts in laatste instantie mag geloosd worden in openbare riolering, met een verbod op lozing in de vuilwaterafvoer (DWA) indien gescheiden regenwaterafvoer (RWA) aanwezig.

 

Er kan niet geïnfiltreerd worden op het eigen terrein. De bemaling is gesitueerd in een bebouwd gebied. Er is geen waterloop gelegen in de onmiddellijke omgeving en/of in een straal van 200m. De straat is van baangrachten voorzien.

 

De lozing van het bemalingswater in de openbare riolering (DWA of gemengd) kan volgens Vlarem niet gunstig geadviseerd worden als er andere afvoerwegen ter beschikking zijn. Het opgepompt grondwater, dat niet wordt geretourneerd/geïnfiltreerd, moet derhalve geloosd worden in oppervlaktewater.

(Lozing in de vuilwaterriolering kan enkel als de waterloopbeheerder van de ontvangende waterloop het expliciet niet toelaat om het volledige debiet te lozen op de waterloop en mits toelating van de rioolbeheerder. Een toelating van de rioolbeheerder en/of beheerder van het zuiveringsstation (Aquafin) is dan vereist voor het lozen van het bemalingswater in riolering. Artikel 5.53.6.1.1§1 van Vlarem II stelt dat bemalingsvolumes hoger dan 10 m³/uur niet mogen geloosd worden in openbare rioleringen aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie behoudens de uitdrukkelijke schriftelijke toelating van de exploitant van deze installatie (NV Aquafin).)

 

Voor elke lozing van bronbemalingswater moet een zandvanger en desgevallend een ontijzering geplaatst worden om verzadiging van de straatkolken, beschadiging van het rioleringsstelsel of zandophoping en aanslag in de beek te voorkomen.

 

lozingsnormen & indelingscriteria gevaarlijke stoffen

Indien het bemalingswater voldoet aan de lozingsnormen is de lozing niet ingedeeld. Overeenkomstig art. 6.2.2.1.1.§1, 4° van Vlarem II is de lozing van niet-verontreinigd bemalingswater (d.w.z. zonder gevaarlijke stoffen) niet ingedeeld.

Verontreinigd bemalingswater is bemalingswater met een concentratie gevaarlijke stoffen (GS), vermeld in Vlarem II bijlagen 2B en 2C, hoger dan het indelingscriterium (IR), zoals opgenomen in Vlarem II bijlage 2.3.1. Bij hogere concentraties is de lozing van dit bemalingswater ingedeeld onder klasse 2 rubriek 3.4.2 en dienen de nodige zuiveringen (R3.6.3) voorzien te worden of bijzondere lozingsnormen aangevraagd te worden.

 

BODEMDOSSIERS

Binnen de invloedstraal van de bronbemaling zijn bodemdossiers gekend (zie bodem).

Er werd een onderzoek gedaan naar de inhoud van het bodemonderzoek, waardoor gesteld kan worden dat het opgepompte grondwater kan voldoen aan de lozingsnormen voor lozing in oppervlaktewater en dat de vergunningsplichtige rubriek 3.4.2 niet moet aangevraagd worden met eventuele bijzondere lozingsnormen en/of waterzuivering.

 

PFAS

Tevens dient aandacht te gaan naar terreinen met mogelijke PFAS-verontreiniging zoals oefenterreinen van de brandweer of de grotere gekende sites. Op dergelijke terreinen is een contour van 100 m van toepassing waarbinnen no regret-maatregelen gelden. Volgens de PFAS-verkenner van de Databank Ondergrond Vlaanderen is er geen PFAS-risicosites gelegen binnen de invloedstraal van de bronbemaling en/of is er geen overlapping van de invloedstraal met een zone van no regret-maatregelen rond een PFAS-risicosite.

 

Circulair water

Gelet op de steeds groter wordende droogteproblematiek en het ondertekenen van de burgemeestersconvenant 2030 door de gemeente kan de lozing van het bemalingswater gunstig geadviseerd worden, mits te voorzien in een mogelijkheid tot gebruik voor derden.

Ook in de Blue deal, hét plan van de Vlaamse Overheid in de strijd tegen droogte en waterschaarste enerzijds en wateroverlast anderzijds, staan volgende pijlers centraal:

1. Openbare besturen geven het goede voorbeeld en zorgen voor gepaste regelgeving

2. Circulair watergebruik als regel

3. Landbouw en natuur als deel van de oplossing

4. Particulieren sensibiliseren en stimuleren om te ontharden

5. Verhogen van de bevoorradingszekerheid

6. Samen investeren in innovatie om ons watersysteem slimmer, robuuster en duurzamer te maken

 

Bijgevolg moet het grondwater dat onttrokken wordt bij de bronbemalingen, in zoverre dit met toepassing van de beste beschikbare technieken mogelijk is, nuttig worden gebruikt. Het hergebruik van bemalingswater is hierbij geen doel op zich, in eerste instantie moeten alle mogelijkheden worden toegepast om de bemaling te beperken en het water terug in de grond te brengen.

 

Praktische richtlijnen voor hergebruik van bemalingswater

WAT

Het is niet aanbevolen om dit type water te gebruiken voor het aanvullen van regenwaterputten omwille van de milieu-hygiënische waterkwaliteit. Het gebruik van niet geretourneerd/geïnfiltreerd grondwater in het kader van land- en tuinbouw, bevloeien van parken en groenvoorzieningen, nuttige toepassing bij de werken en particulier gebruik zoals het beregenen van tuinen of gebruik als reinigingswater voor buitenverhardingen behoort wel tot de mogelijkheden.

 

HOE

Indien het bemalingsdebiet voldoende hoog is, kan een afnamepunt met debietsmeter op de leiding volstaan. Zo niet kan er een buffer voorzien worden. Het plaatsen van een ontijzeringsbuffer kan ingezet worden om als aftappunt te dienen of geeft de mogelijkheid om water uit op te pompen. Voor kleinschalige afnamepunten voor buurtbewoners kan het opstellen van een buffervat type 'IBC-container' op een verhoog volstaan. Bij de keuze voor een bufferopstelling dient er rekening gehouden worden met de mogelijke invloed op de kwaliteit van het bemalingswater door algengroei, legionella e.d. indien het gebufferde water niet afgeschermd is van licht en temperatuurstijging, indien het water in de buffer voor lange tijd stilstaat op warme dagen en/of het water onvoldoende ververst wordt.

 

Bij het aanbieden van bemalingswater moeten volgende richtlijnen in acht worden genomen:

* De aftappunten moeten op veilig bereikbare plaatsen voorzien worden.

* Indien gebruik gemaakt wordt van een motorvoertuig voor het transport van bemalingswater, mag het aftappen niet voor 7 uur en niet na 19 uur gebeuren, en eveneens niet op zon- en feestdagen.

 

Het afnamepunt moet voorzien zijn van een bord (vb. A4-blad geplastificeerd) met opschrift ‘gratis grondwater’ en volgende waarschuwingen:

* Gebruik op eigen risico.

* Dit is geen drinkbaar water (met symbool).

* Er is geen garantie dat dit water aan de veiligheidsnormen voldoet voor dierenwelzijn of

* voedselveiligheid.

* Dit water kan ijzer bevatten dat wanneer het in contact komt met lucht voor een bruine verkleuring zorgt: dit kan een ongewenst effect hebben op o.a. bepaalde teelten of te

* reinigen oppervlaktes.

 

Ingevolge de Vlarem-trein 2019 m.b.t. de wijzigingen aangaande grondwaterwinningen en bronbemalingen, van kracht op 12.12.2022, is het terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag én het nuttige gebruik en ter beschikking stellen van bemalingswater aan derden tot 5.000 m3/jaar voortaan automatisch inbegrepen in de bemalingsvergunning.

Het bemalingswater retourneren en/of verstrekken aan buurtbewoners voor huishoudelijk gebruik (zoals het beregenen van de tuin) en/of aan professionelen zoals landbouwers of gemeentelijke diensten (om gewassen of groenaanleg te bevloeien) heeft prioriteit op het lozen van het bemalingswater. De voorwaarden staan beschreven in art. 5.53.6.1.1. van Vlarem II.

(Volgens art. 5.53.6.1.1§2 3e lid is het hergebruik van bemalingswater niet van toepassing als de bemaling volledig of gedeeltelijk op een perceel ligt dat een risicogrond is als vermeld in artikel 2, 13° van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006, of op een perceel waarvoor een decretaal bodemonderzoek is uitgevoerd conform het VLAREBO-besluit van 14 december 2007. Ook als vanuit gronden binnen de invoedstraal van de bemaling verontreinigende of gevaarlijke stoffen te verwachten zijn in het bemalingswater is hergebruik uit voorzorg niet aangewezen.)

Met behoud van de toepassing van artikel 5.53.3.1 inzake de debietsmeter op de eigenlijke bronbemaling, worden bijkomende debietmeters voorzien zodat per watervoerende laag het volume bemalingswater dat niet terug in de watervoerende laag gebracht kan worden, en het volume bemalingswater dat nuttig gebruikt wordt, bepaald kunnen worden.

 

Bodem

Om de potentiële invloed van een bronbemaling op de bestaande bodemvervuilingen en eventuele verspreiding ervan in te schatten, is het belangrijk om op voorhand de bodemverontreinigingen in kaart te brengen.

Binnen de invloedstraal zijn er 2 bodemdossiers (bodemonderzoeken en bodemsaneringsprojecten) gekend (bron: ovam-kaart ‘bodemonderzoeken en saneringen’ te raadplegen via Geopunt).

 

Voor de oriënterende bodemonderzoeken (OBO’s) waaruit geen beschrijvend onderzoek gevolgd is en voor de oudere beschrijvende bodemonderzoeken (BBO’s) waarvoor tot op heden geen bodemsaneringsproject voor werd opgesteld kunnen we stellen dat de risico’s wellicht eerder beperkt zijn en niet relevant met betrekking tot deze aanvraag. Wat wèl bijzondere aandacht vraagt zijn recente bodemonderzoeken waarvan de aard van de verontreiniging en de mogelijke risico’s tot verdere verspreiding via het opgepompt grondwater dienen gekend te zijn, alsook de eventuele restverontreiniging bij uitgevoerde bodemsaneringsprojecten in de buurt.

Er werd een onderzoek gedaan naar de inhoud van de bodemonderzoeken, waaruit blijkt dat de aanwezige verontreinigingen op voldoende afstand liggen van de bemaling waardoor er geen verplaatsing van bodemverontreiniging te verwachten is. Er kan dus vanuit gegaan worden dat er geen effecten zijn op bodem.

 

Zettingsrisico’s bemaling

Een grondwaterverlaging zal, door het verdwijnen van het water en de waterspanning, aanleiding geven tot het verhogen van de korrelspanning. Deze toename van deze korrelspanningen kan zettingen doen ontstaan. Uit de bemalingsnota blijkt dat de zettingsrisico’s kleiner zijn dan de toegelaten 20 mm.

 

Lucht

Voor verwarming wordt gebruik gemaakt van warmtepompen, hiervan zijn geen emissies verwachten. Voor de beoordeling van de emissies i.k.v. het Stikstofdecreet verwijzen we naar het luik ‘biodiversiteit’.

 

Geluid

bemalingspompen

De pompen die (eventueel) gebruikt worden gedurende de bemalingsperiode zullen onvermijdelijk geluid en trillingen produceren. Om deze hinder tot een minimum te herleiden is het aangewezen dat er gebruik gemaakt wordt van geluidsarme (elektrische) pompen en/of dient de pomp voorzien te worden van een geluidsisolerende omkasting. Binnen het dorpscentrum kan het aangewezen zijn dit mee op te nemen in de bijzondere voorwaarden.

 

warmtepompen

Ingedeelde warmtepompen

Geluidsemissie zijn te verwachten van de buitenunits op het dak of aan de gevel(s). Geluidsbeperkende maatregelen voor buiteninstallaties zijn vaak nodig om te kunnen voldoen aan de Vlaremvoorwaarden nabij de dichtstbijzijnde woningen inzonderheid voor het behalen van de nachtnorm. Uit voorzorg zijn mogelijk bijkomende maatregelen nodig om aan de nachtnorm te kunnen voldoen zoals het gebruik van installaties van het geluidsarme type en/of eventuele geluidsisolerende omkasting of unitcovers. Ook de positie van de installatie dient zo gekozen te worden dat de afstand tot aangrenzende percelen voldoende groot is en geluid zoveel mogelijk weg van de omliggende woningen wordt geprojecteerd.

Voor geluidsbronnen (puntbronnen) die in de buitenlucht staan geldt dat het geluidsniveau afneemt met 6 dBA per verdubbeling van de afstand. Voor het optellen van het geluid van de units dient er bij elke verdubbeling 3 dBA te worden bijgerekend.

Het geluidaspect van de warmtepompen dient in de mer-screening meegenomen te worden. Aangetoond moet worden dat aan de geluidsnormen kan worden voldaan.

 

De buitenunit van de warmtepomp voor het zwembad zal geplaatst worden langs zijgevel bijgebouw. De geothermische warmtepomp voor de woning heeft enkel een binnenunit te plaatsen in technische ruimte in de kelder van de woning.

 

Er is een technische fiche gevoegd bij de aanvraag die de geluidsproductie aan de bron vermeld. Aangezien het om een type 2 gebied gaat door de ligging van een blauwe zone (gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut) binnen de 500 m van het project en de dichtstbijzijnde woning, zijn geluidsnormen van toepassing met een dagnorm van 45 dBA, een avondnorm van 40 dBA en een nachtnorm van 40 dBA. Deze aanvraag bevat ook een geluidsberekening van een geluidsdeskundige waarmee aangetoond wordt dat de geluidsnormen nabij de dichtstbijzijnde woningen kunnen gehaald worden.

 

bouwwerven

We merken op dat ook op bouwwerven de geluidsreglementering dient nageleefd te worden waarbij, buiten de bepalingen in het lokale GAS-regelement en aanbevelingen in de BBT’s, de verstoring van de nachtrust van de omwonenden is verboden volgens art. 561 van het Strafwetboek m.b.t. nachtlawaai.

Dit betreft volgens de rechtsleer de periode van zonsondergang tot zonsopgang. Bovendien dienen ook overdag de nodige voorzorgen getroffen te worden om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te voorkomen.

 

Biodiversiteit

Binnen de invloedstraal van de bronbemaling zijn geen Vogel- of Habitatrichtlijngebied, VEN/IVON-gebied of andere speciale beschermingszones gelegen. De inrichting is niet gelegen in biologisch waardevol gebied volgens de Biologische waarderingskaart en de invloedstraal overlapt niet met dergelijke zone.

Het resultaat van de Voortoets geeft aan dat er geen risico is op betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijk toekomstige habitats in habitatrichtlijngebied voor de verschillende effectgroepen ten gevolge van direct ruimtebeslag of eutrofiëring / verzuring / verzoeting / verzilting / verontreiniging / verdroging via het grondwater en wijzigingen grondwaterstand.

Er zijn derhalve geen aanzienlijke effecten te verwachten ten gevolge van deze aanvraag op de speciale beschermingszones, bijzondere gebieden of natuurwaarden.

 

kritische depositiewaarde (KDW): mobiliteit

Wat betreft verkeersemissies valt elk verkeersgenerend project of project dat stikstofemissiegenerende vervoersbewegingen veroorzaakt, in principe onder toepassing van het Stikstofdecreet met een maximale impactscore van 1% als drempelwaarde.

Evenwel blijkt uit de praktische wegwijzer en de voortoetstabellen uit de studie ‘Voertuigemissies en de minimis-normen: een analytische benadering voor wegverkeer’ (VITO-rapport 2024/EI/R/3195) dat bij eenvoudige dossiers het aantal verkeersbewegingen voor lichte voertuigen (tabel 3, vb. personenwagens en bestelwagens) en zware voertuigen (tabel 4, vb. vrachtwagens en bussen) waarbij geen overschrijding optreedt van de 1% de minimisdrempel behoorlijk hoog ligt. Gelet op de afstand van een habitatrichtlijngebied (KDW) en het aantal aanvaardbare verkeersbewegingen blijft dit project ruim onder de veiligheidsmarge en dient er verder geen rekening gehouden te worden met deze beperkte verkeersemissies en de impact ervan op SBZ-H.

 

Eengezinswoning

De Vlaamse Overheid heeft een lijst van vergunningsplichtige handelingen gepubliceerd waarvan gesteld kan worden dat bij worst case benadering de impactscore kleiner is dan of gelijk is aan 1%. Hierop staat een eengezinswoning op meer dan 150 m van Habitatrichtlijngebied. Op basis van een Nederlandse studie van TNO kan aangenomen worden dat de emissies voor de bouw van een ééngezinswoning in het slechtste geval (worst case) overeenkomt met 76 kg NOX/jaar. Aan de hand van de VITO-tabel voor deaanlegfase men we met een KDW van 6 kg N/(ha*jaar) en een jaarlijkse emissie van 76 kg NOX uit op een afstand van 150 m. Deze afstand is volgens de tabel de afstand tot het habitattype met een KDW van 6 kg N/(ha*jaar) opdat er geen overschrijding is van de 1%-drempelwaarde. Aangezien we werken met worst-case-aannames, kunnen we stellen dat er geen overschrijding is van de 1%-drempelwaarde op een afstand van 150 meter tot de grens van het dichtsbijgelegen habitatrichtlijngebied.

In het TNO-rapport wordt voor het bepalen van de NOx-emissies van de bouw van een woning ook rekening gehouden met de aanvoer van materiaal e.d., maar hierbij wordt geen rekening gehouden met de locatie van de aanvoerroute. Er kan echter uitgesloten worden dat door de locatie van de aanvoerroute de impactscore alsnog hoger dan 1% zou kunnen zijn. Op basis van de VITO-tabel voor de aanlegfase wordt een jaarlijkse emissie van 95 kg NOX weergegeven bij een KDW van 6 kg N(ha*jaar) en een afstand van 150 m. De worst-case-emissies voor het bouwen van een eengezinswoning bedragen dus slechts 80% van de waarde uit de VITO-tabel voor de aanlegfase. Het aantal jaarlijkse verkeersbewegingen voor zware voertuigen waarmee de drempelwaarde van 1% niet kan worden overschreden, kan bepaald worden met de VITO-tabel voor verkeer bij een KDW van 6 kg N/(ha*jaar) en een afstand van 0 m. Dit aantal bedraagt 9.000 jaarlijkse verkeersbewegingen. 20% hiervan komt op 1.800 jaarlijkse verkeersbewegingen voor zware voertuigen. Hiervan kunnen we aannemen dat het vrachtwagenverkeer voor het bouwen van een ééngezinswoning ruim onder 1.800 jaarlijkse verkeersbewegingen van zware voertuigen zal zitten. Bijgevolg zal voor de bouw van een woning op meer dan 150 m van Habitatrichtlijngebied de combinatie van de emissies van de aanlegfase met een worst-case-locatie van de aanvoerroute, niet tot een impactscore van meer dan 1% leiden.

Het aantal vervoersbewegingen van een ééngezinswoning wordt bepaald als volgt: 2 vervoersbewegingen/dag * 4 personen * 365 dagen/jaar = 2.920 vervoersbewegingen/jaar.

De VITO-tabel voor verkeer geeft aan dat bij een KDW van 6 kg N/(ha*jaar) en een afstand van 0 m er 70.000 lichte vervoersbewegingen (hieronder vallen personenwagens, bestelwagens, moto’s en mopeds) per jaar mogelijk zijn zonder de 1% drempel te overschrijden.

De 2920 jaarlijkse lichte vervoersbewegingen, zoals begroot voor een ééngezinswoning, zijn ruim minder dan 70.000 jaarlijkse vervoersbewegingen. Bijgevolg zal de impactscore in de fase na de aanleg kleiner zijn dan 1%.

 

Ook volgens de aangeleverde impactscoreberekening heeft de inrichting een score van minder dan 1%. Hiermee kan zowel voor de werffase als de exploitatiefase gesteld worden dat het project onder de veiligheidsmarge blijft en de milieudruk aanvaardbaar is.

 

Conclusie

We gaan ervan uit dat bij het naleven van de algemene en sectorale voorwaarden de risico’s en hinder als bedoeld in artikel 5.1.3 van het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

 

Bespreking adviezen

Pipelink Sustainable Transport Solutions, bracht op 6 maart 2025 gunstig advies uit. De leidingen van Pipelink zijn niet betrokken. Dit advies wordt bijgetreden.

IGEAN bracht op 31 maart 2025 voorwaardelijk gunstig advies uit. Dit advies wordt bijgetreden en de voorwaarden worden overgenomen bij de omgevingsvergunning.

 

 

Conclusie gemeentelijk omgevingsambtenaar

Op basis van de bovenvermelde motivering wordt de aanvraag voorwaardelijk gunstig geadviseerd mits te voldoen aan volgende voorwaarden:

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De voorgevellijn van de nieuwe woning ligt in het verlengde van de voorgevellijn van de rechts aanpalende woning en zeker niet meer naar voor dan deze lijn.

 

2. De uitgegraven grond dient afgevoerd te worden en mag geen reliëfwijziging doen onstaan door opstapeling of uitspreiding op het terrein.

 

3. De afbraak van de bestaande overkapping van de gracht en de bouw van een nieuwe overkapping van de gracht dient te gebeuren op kosten van de aanvrager en op identieke wijze als de bestaande overkapping. Er mag pas aanvang genomen worden met de afbraak van de bestaande overkapping en bouw van de nieuwe overkapping na voltooiing van alle in dit dossier andere gevraagde bouwwerken op dit perceel.

 

Milieuvoorwaarden

1. Voor de gefaseerde bronbemaling geldt een termijn van maximaal 180 dagen vanaf de melding van start van de bemaling volgens de registratie in de laag ‘actieve bemalingen’ op e-DOV.

 

2. Mits naleving van de volgende algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden:

 

Algemene milieuvoorwaarden

Omschrijving

Deel

Artikels

Algemene voorschriften

Hfst. 4.1

Art. 4.1.0.1 – Art. 4.1.13.5

Oppervlaktewater

Hfst. 4.2 - Afd. 4.2.1 t/m 4.2.8

Art. 4.2.1.1 - Art. 4.2.8.3.1

Bodem en grondwater

Hfst. 4.3 - Afd. 4.3.1 t/m 4.3.3

Art. 4.3.1.1 - Art. 4.3.3.1

Lucht

Hfst. 4.4 - Afd. 4.4.1 t/m 4.4.8

Art. 4.4.1.1 - Art. 4.4.8.4

Geluid

Hfst. 4.5 - Afd. 4.5.1 t/m 4.5.7

Art. 4.5.1.1 - Art. 4.5.7.1.5

Licht

Hfst. 4.6

Art. 4.6.0.1 - Art. 4.6.0.5

Asbest

Hfst. 4.7

Art. 4.7.0.1 - Art. 4.7.0.3

 

Sectorale milieuvoorwaarden

Omschrijving

Rubriek

Deel

Artikels

Gassen – Gemeenschappelijke bepalingen

16

Afd. 5.16.1

Art. 5.16.1.1 - Art. 5.16.1.9

Koelinstallaties

16.3.1

16.3.2

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.3

Installaties voor het fysisch behandelen van gassen andere dan luchtcompressoren en koelinstallaties

16.3.1

16.3.2

16.3.3

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.4

Winning van grondwater

53

Hfst. 5.53

Art. 5.53.1.1 - Art. 5.53.6.4.5 

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

- Lozing van het bemalingswater

De lozing van het opgepompte grondwater in de openbare riolering is verboden, behoudens als de waterloopbeheerder van de ontvangende waterloop het expliciet niet toelaat om het volledige debiet te lozen op de waterloop. Een toelating van de rioolbeheerder is dan vereist.

De lozing van het bemalingswater dat niet wordt geretourneerd/geïnfiltreerd, herbruikt of gebruikt voor bevloeiing, dient te gebeuren in oppervlaktewater. Er is een schriftelijke toelating van de waterloopbeheerder van de ontvangende waterloop vereist.

De lozing van het opgepompte bemalingswater dient te gebeuren via ontijzering en een zandvanger. Deze lozing mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

Om het opgepompt debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden (cfr. peilgestuurde bemaling).

 

- Logboek

De exploitant dient een logboek bij te houden en deze op de werf ter beschikking te stellen aan de gemeentelijke diensten, de politie en de toezichthouder. Dit logboek bevat minimaal de tellerstand van de debietsmeters bij de plaatsing (begin) en ontmanteling (einde) van de bemaling, alsook alle nuttige gegevens omtrent de opvolging van de bronbemaling incluis het wekelijks noteren van tellerstand en opgepompt debiet.

Bij preventieve monitoring van de kwaliteit van het opgepompte grondwater dienen ook hiervan de relevante gegevens in het logboek te worden opgenomen.

 

- Circulair gebruik van bemalingswater

Het niet geretourneerd/geïnfiltreerd grondwater dat onttrokken wordt moet nuttig worden gebruikt. Hiertoe wordt een afnamepunt met debietsmeter op de leiding of op een

buffervoorzieninggeplaatst. Als buffervoorziening kan een ontijzeringsbak of IBC-container op een verhoog gebruikt worden.

Het stilstaand water in een gesloten buffervat dient regelmatig ververst te worden.

De aftappunten moeten op veilig bereikbare plaatsen voorzien worden.

Elk afnamepunt moet voorzien zijn van een bord met opschrift ‘gratis grondwater’ en volgende waarschuwingen:

        Gebruik op eigen risico.

        Dit is geen drinkbaar water (met symbool).

        Er is geen garantie dat dit water aan de veiligheidsnormen voldoet voor dierenwelzijn

 of voedselveiligheid.

        Dit water kan ijzer bevatten dat wanneer het in contact komt met lucht voor een

 bruine verkleuring zorgt: dit kan een ongewenst effect hebben op o.a. bepaalde

 teelten of te reinigen oppervlaktes.

        Bij gebruik van een motorvoertuig voor het transport van bemalingswater, mag het

 aftappen niet voor 7 uur en niet na 19 uur gebeuren, en eveneens niet op zon- en

 feestdagen

 

- Registratie bemaling e-DOV

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, bezorgt het erkende boorbedrijf van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

1° het merk en serienummer;

2° het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing;

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen. Meer informatie over het doorgeven van deze informatie is te vinden op https://www.dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen

 

Conclusie college van burgemeester en schepenen

Het college sluit zich aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit zich eigen.

 

BESLUIT: 

Artikel 1

Het college van burgemeester en schepenen levert de voorwaardelijke omgevingsvergunning af voor het slopen van alle constructies op het perceel, bouwen van een ééngezinswoning, bouwen van een bijgebouw, plaatsen van een zwembad, aanleggen van verhardingen, aanleggen van een wadi, ophogen van het terrein, overkappen van de beek op openbaar domein, het exploiteren van een bronbemaling en plaatsen van een warmtepomp.

 

Artikel 2

Voortaan omvat de ingedeelde inrichting of activiteit:

        16.3.2.a: 2 warmtepompen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 30 kW, waarvan:

        een geothermische warmtepomp als centrale verwarming en sanitair warmwaterproductie

        een warmtepomp lucht-water voor de productie van warm water voor het zwembad

 

        53.2.2.a: een gefaseerde bronbemaling bij een bouwproject voor een eengezinswoning en een zwembad met een netto opgepompt debiet van max. 141 m³/dag en 12.146 m³/jaar met een verlaging van het grondwaterpeil tot op 3,8 m onder het maaiveld en dit gedurende max. 180 dagen (120 d kelder en 60 d zwembad) met een lozing in oppervlaktewater

 

Artikel 3

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

 

1. Stedenbouwkundige voorwaarden

1. De voorgevellijn van de nieuwe woning ligt in het verlengde van de voorgevellijn van de rechts aanpalende woning en zeker niet meer naar voor dan deze lijn.

2. De uitgegraven grond dient afgevoerd te worden en mag geen reliëfwijziging doen ontstaan door opstapeling of uitspreiding op het terrein.

3. De afbraak van de bestaande overkapping van de gracht en de bouw van een nieuwe overkapping van de gracht dient te gebeuren op kosten van de aanvrager en op identieke wijze als de bestaande overkapping. Er mag pas aanvang genomen worden met de afbraak van de bestaande overkapping en bouw van de nieuwe overkapping na voltooiing van alle in dit dossier andere gevraagde bouwwerken op dit perceel. 

 

2. Milieuvoorwaarden

1. De exploitatie van de bronbemaling geldt voor een termijn van maximaal 180 dagen vanaf de melding van start van de bemaling volgens de registratie in de laag ‘actieve bemalingen’ op e-DOV.

2. Mits naleving van de volgende algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden:

 

Algemeen

Omschrijving

Deel

Artikels

Algemene voorschriften

Hfst. 4.1

Art. 4.1.0.1 – Art. 4.1.13.5

Oppervlaktewater

Hfst. 4.2 - Afd. 4.2.1 t/m 4.2.8

Art. 4.2.1.1 - Art. 4.2.8.3.1

Bodem en grondwater

Hfst. 4.3 - Afd. 4.3.1 t/m 4.3.3

Art. 4.3.1.1 - Art. 4.3.3.1

Lucht

Hfst. 4.4 - Afd. 4.4.1 t/m 4.4.8

Art. 4.4.1.1 - Art. 4.4.8.4

Geluid

Hfst. 4.5 - Afd. 4.5.1 t/m 4.5.7

Art. 4.5.1.1 - Art. 4.5.7.1.5

Licht

Hfst. 4.6

Art. 4.6.0.1 - Art. 4.6.0.5

Asbest

Hfst. 4.7

Art. 4.7.0.1 - Art. 4.7.0.3

 

Sectoraal

Omschrijving

Rubriek

Deel

Artikels

Gassen – Gemeenschappelijke bepalingen

16

Afd. 5.16.1

Art. 5.16.1.1 - Art. 5.16.1.9

Koelinstallaties

16.3.1

16.3.2

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.3

Installaties voor het fysisch behandelen van gassen andere dan luchtcompressoren en koelinstallaties

16.3.1

16.3.2

16.3.3

Afd. 5.16.3

Art. 5.16.3.4

Winning van grondwater

53

Hfst. 5.53

Art. 5.53.1.1 - Art. 5.53.6.4.5

 

Bijzondere voorwaarden

- Lozing van het bemalingswater

De lozing van het opgepompte grondwater in de openbare riolering is verboden, behoudens als de waterloopbeheerder van de ontvangende waterloop het expliciet niet toelaat om het volledige debiet te lozen op de waterloop. Een toelating van de rioolbeheerder is dan vereist.

De lozing van het bemalingswater dat niet wordt geretourneerd/geïnfiltreerd, herbruikt of gebruikt voor bevloeiing, dient te gebeuren in oppervlaktewater. Er is een schriftelijke toelating van de waterloopbeheerder van de ontvangende waterloop vereist.

De lozing van het opgepompte bemalingswater dient te gebeuren via ontijzering en een zandvanger. Deze lozing mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

Om het opgepompt debiet minimaal te houden, wordt na het bereiken van de noodzakelijke verlaging van de grondwatertafel, het opgepompte debiet maximaal teruggeschroefd, om de verlaging in stand te houden (cfr. peilgestuurde bemaling).

 

- Logboek

De exploitant dient een logboek bij te houden en deze op de werf ter beschikking te stellen aan de gemeentelijke diensten, de politie en de toezichthouder. Dit logboek bevat minimaal de tellerstand van de debietsmeters bij de plaatsing (begin) en ontmanteling (einde) van de bemaling, alsook alle nuttige gegevens omtrent de opvolging van de bronbemaling incluis het wekelijks noteren van tellerstand en opgepompt debiet.

Bij preventieve monitoring van de kwaliteit van het opgepompte grondwater dienen ook hiervan de relevante gegevens in het logboek te worden opgenomen.

 

- Circulair gebruik van bemalingswater

Het niet geretourneerd/geïnfiltreerd grondwater dat onttrokken wordt moet nuttig worden gebruikt. Hiertoe wordt een afnamepunt met debietsmeter op de leiding of op een

buffervoorzieninggeplaatst. Als buffervoorziening kan een ontijzeringsbak of IBC-container op een verhoog gebruikt worden.

Het stilstaand water in een gesloten buffervat dient regelmatig ververst te worden.

De aftappunten moeten op veilig bereikbare plaatsen voorzien worden.

Elk afnamepunt moet voorzien zijn van een bord met opschrift ‘gratis grondwater’ en volgende waarschuwingen:

        Gebruik op eigen risico.

        Dit is geen drinkbaar water (met symbool).

        Er is geen garantie dat dit water aan de veiligheidsnormen voldoet voor dierenwelzijn

 of voedselveiligheid.

        Dit water kan ijzer bevatten dat wanneer het in contact komt met lucht voor een

 bruine verkleuring zorgt: dit kan een ongewenst effect hebben op o.a. bepaalde

 teelten of te reinigen oppervlaktes.

        Bij gebruik van een motorvoertuig voor het transport van bemalingswater, mag het

 aftappen niet voor 7 uur en niet na 19 uur gebeuren, en eveneens niet op zon- en

 feestdagen

 

- Registratie bemaling e-DOV

Een bemalingspomp mag enkel geplaatst worden door een boorbedrijf dat erkend is conform het VLAREL van 19 november 2010 voor de discipline, vermeld in artikel 6, 7°, a), 1), van het voormelde besluit. Uiterlijk de derde werkdag nadat een bemalingspomp is geplaatst, bezorgt het erkende boorbedrijf van elke debietmeter die bedoeld is voor de registratie van het opgepompte en terug in de ondergrond gebrachte debiet, de volgende informatie via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen:

1° het merk en serienummer;

2° het tijdstip van plaatsing en de tellerstand op het moment van de plaatsing;

Bij het ontmantelen van de bemalingsinstallatie, bezorgt het erkende boorbedrijf uiterlijk de derde werkdag na de ontmanteling: het tijdstip van de ontmanteling en de tellerstand op het moment van de ontmanteling via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen. Meer informatie over het doorgeven van deze informatie is te vinden op https://www.dov.vlaanderen.be/richtlijnen-actieve-bemalingen

 

3. Algemene voorwaarden

  1. binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen de 'bekendmaking' gedurende een periode van dertig dagen aan te plakken op de plaats waarop deze vergunning betrekking heeft, duidelijk zichtbaar en leesbaar vanaf de openbare weg; indien het niet mogelijk is op de plaats zelf de bekendmaking duidelijk zichtbaar en leesbaar uit te hangen, moet ze worden uitgehangen op een goed zichtbare plaats in de onmiddellijke omgeving van de plaats waarop de vergunning betrekking heeft; de gele affiche 'bekendmaking beslissing' wordt aangetekend verzonden
  2. onmiddellijk na aanplakking van de bekendmaking dient u de datum van aanplakking in te voeren in het omgevingsloket.  De dag na de aanplakking start de beroepstermijn;
  3. van een omgevingsvergunning mag pas gebruik gemaakt worden als u niet binnen de vijfendertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste dag van de aanplakking op de hoogte werd gebracht dat er een beroep werd aangetekend tegen de beslissing;
  4. pas na de laatste dag van aanplakking kan u 'de start van de werken' ingeven in het omgevingsloket;
  5. alvorens de bouwwerken aan te vatten een waarborgsom van 580,00 EUR te storten in de gemeentekas door overschrijving op rekening nr. BE17 0910 0009 6221 met vermelding van het nummer van uw vergunning ; bij niet-betaling van deze waarborg zullen de herstellingskosten van eventuele schade, vastgesteld na het beëindigen van de werken, verhaald worden op de bouwheer;
  6. vooraleer de bouwwerken te starten de voorgeschreven bouwlijn te laten aangeven door de gemeentelijke landmeter: Topo-Leys bvba - 0496/85 52 06 of jan.leyssen@hotmail.com;
  7. de uitvoeringsvoorwaarden gesteld in de bijlage nr.1 en 2 aan dit besluit stipt na te leven;
  8. het decreet van 1 juni 2012 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders wordt nageleefd;
  9. de voorwaarden gesteld in het advies van Pipelink en Igean (als bijlage) worden stipt nageleefd;
  10.                      juridisch gezien loopt het broedseizoen in Vlaanderen van 15 maart tot 15 juli. In deze periode is het verboden om opzettelijk vogels, hun eieren en hun nesten te verstoren en/of te vernielen. Daarom is het tijdens deze periode verboden om bomen of struiken te snoeien of kappen.

 

Aandachtspunt

Voorafmelding boringen in het e-DOV meldpunt.

De voorafmelding van boorwerkzaamheden is een rapporteringsverplichting voor alle boorbedrijven volgens Vlarel artikel 53.6.7. De voorafmelding kan op het meldpunt boringen gebeuren via de portaalpagina van DOV. De voorafmelding is verplicht voor een grondwaterwinning, multi-level peilput, geothermische boringen, bemalingen en drainages.

 

Registratie bemaling in het e-DOV meldpunt

De gemeente neemt deel aan het proefproject ‘actieve bemalingen’. Hierdoor is het verplicht om, naast de reeds verplichte voorafmelding, ook de bronbemaling te (laten) registreren en op te volgen op het platform van Databank Ondergrond Vlaanderen.

 

Opmerking

De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen worden teruggevonden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.

De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de Vlaamse Navigator Milieuwetgeving van LNE, via onderstaande link: https://navigator.emis.vito.be.

 

Deze beslissing stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.

 

 

 

 

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

 

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

 

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

 

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

 

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

 

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

 

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

 

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.



 

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

 

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

 

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

 

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;


4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;


6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

 

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

 

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

 

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

 

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

 

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

 

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

 

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

 

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

 

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

 

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

 

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

 

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

 

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

 

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

 

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

 

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

 

 

Mededeling

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

 

Disclaimer

Register der bekendmakingen

Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.

Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.

Deze "bundel" bestaat uit:

Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.