BESLUIT ZONDER VISUM VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN
Zitting van maandag 8 september 2025
Aanwezig: Thierry Lens (burgemeester);Bart Van Couwenberghe, Dave Van den Bergh, Lenn De Cleene, Sofie Lemmens (Schepenen);Anke Dehuisser (algemeen directeur); |
OMV 2025/58 - Wanninckhove 22 - vergunning
Het college van burgemeester en schepenen, in geheime zitting,
Juridische achtergrond
Artikel 56, §2, 7° van het Decreet over het Lokaal Bestuur bepaalt dat het college van burgemeester en schepenen bevoegd is over de beslissingen die een wet, een decreet of een uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen voorbehoudt;
Besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003 tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect.
Artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, verplicht elke vergunningverlenende overheid ertoe om de potentieel schadelijke effecten van de voorgenomen werken op het watersysteem te onderzoeken.
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 (BS 20 augustus 2009), en latere wijzigingen, hierna genoemd de VCRO en latere wijzigingsdecreten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen;
Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) + bijlagen en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en latere wijzigingen;
Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene milieuvoorwaarden (VLAREM III) voor GPBV-installaties en latere wijzigingen;
Besluit van de gemeenteraad van 25 juni 2012 betreft de verordening rond het kappen van bomen.
Feiten en context
De aanvraag ingediend door de heer en mevrouw Van Driessen - Geens wonende Gounodstraat 5/1 te 2018 Antwerpen, werd per beveiligde zending verzonden op 20 mei 2025. Deze aanvraag werd ontvangen op 20 mei 2025.
De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 13 juni 2025.
De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Wanninckhove 22, kadastraal bekend: afdeling 1 sectie B nr. 261F.
Het betreft een aanvraag tot het renoveren en uitbreiden van de woning.
De aanvraag omvat:
stedenbouwkundige handelingen
Het college van burgemeester en schepenen heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.
Historiek
Adviezen
Bart Albrechts dd. 20 juni 2025: voorwaardelijk gunstig
Gemeentelijk omgevingsambtenaar dd. 2 september 2025: voorwaardelijk gunstig
Argumentatie
Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen
De omgevingsvergunningaanvraag behelst het verbouwen van een eengezinswoning, waarbij
● de woning uitgebreid wordt met een eerste verdieping
● de bedaking wordt gewijzigd
● de gehele woning wordt geïsoleerd en voorzien van nieuwe duurzame technieken (warmtepomp, zonnepanelen, recuperatie van regenwater,...)
● de huidige materialisatie van de gevels vernieuwd wordt conform bestaande toestand (witte gevelsteen, houten latten en witte houten latjes).
Beschrijving van de bouwplaats, de omgeving
Voorliggende aanvraag is gelegen langs Wannickhove, een noord-zuid georiënteerde woonstraat ten zuiden van het gemeentelijk park. Langs deze straat komen enkel vrijstaande eengezinswoningen voor. De kavels hebben een gemiddelde grootte van 800 tot 900 m². De overwegende bouwstijl is een landelijke stijl met één bouwlaag en licht hellend dak zonder, of zadeldak met kamers onder dak. Bij recente verbouwingsdossiers werd ook verbouwing naar woningen met twee lagen en plat dak toegestaan.
Het betreffende bouwperceel is gelegen op de hoek van Wannickhove en Diependaele. Het perceel is bebouwd met een vrijstaande eengzinswoning.
Toetsing aan de voorschriften
Het gevraagde is volgens het gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979, gelegen in woongebied.
Volgende voorschriften zijn van toepassing:
De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Het project is in overeenstemming met de voorschriften van het geldende gewestplan.
Het project is volgens het Gewestelijk RUP ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’, goedgekeurd op 19 juni 2009, gelegen binnen de afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen.
Volgende relevante stedenbouwkundige voorschriften zijn van toepassing:
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.
Het perceel valt niet binnen een deelgebied waarvoor bestemmingsvoorschriften zijn vastgesteld. De gewestplanbestemming is van toepassing.
De aanvraag is niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd BPA of gemeentelijk RUP, maar wel binnen de omschrijving van een vergunde en niet vervallen verkaveling.
Het project is gelegen binnen de goedgekeurde verkaveling nr. 1966/6, goedgekeurd in zitting van 15/12/1969, gekend als lot 10.
Het project is niet in overeenstemming met de verkavelingsvoorschriften inzake gevelmaterialen en inplanting.
Overeenkomstig artikel 4.3.1 VCRO vormen de verkavelingsvoorschriften van verkavelingen ouder dan 15 jaar geen weigeringsgrond meer voor aanvragen tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Deze elementen worden afgetoetst aan de principes van goede ruimtelijke ordening.
Rooilijn
Voor Diependaele en Wanninckhove is de rooilijn goedgekeurd bij K.B. 23/03/1967 van toepassing. Het perceel wordt niet getroffen door deze rooilijn.
Uitgeruste weg
In toepassing op de artikelen 4.3.5 tot en met 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) kan gesteld worden dat de Wanninckhove een voldoende uitgeruste openbare weg is.
Riolering
De richtlijnen inzake aansluiting op de riolering en IBA-beheer kunnen worden bekomen bij Water-link (www.water-link.be of 078/35.35.09).
Het perceel is gelegen in centraal gebied. Aangezien de betreffende omgevingsvergunning zich situeert in een gebied met bestaande riolering die reeds is aangesloten op een zuiveringsinstallatie, dient het zwart water van de betreffende constructie via een septische put met Benor-certificaat te worden aangesloten op de bestaande riolering.
Openbaar onderzoek
De aanvraag werd openbaar gemaakt van 23 juni 2025 tot 22 juli 2025.
Er werd een bezwaarschrift ingediend.
Watertoets
Het voorliggende project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is.
Op basis van de aanstiplijst aangaande de gewestelijke hemelwaterverordening 2023 en de stukken gevoegd bij de aanvraag blijkt dat voldaan wordt aan de verordening. Er wordt een hemelwaterput voorzien met een totale capaciteit van 10.000 liter. De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een bovengrondse infiltratievoorziening met een beschikbare infiltratieoppervlakte van 27,5 m² en een volume van 6875 liter.
Project-MER
Het project komt niet voor op de lijsten gevoegd als bijlage I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (en latere wijzigingen) houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Er dient derhalve geen project-milieueffectrapportage noch een project-milieueffectrapportage-screeningsnota te worden opgesteld voor de aanvraag.
Inhoudelijke beoordeling van de goede ruimtelijke ordening
Deze beoordeling, als uitvoering van art. 1.1.4 van de codex gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen, houdt rekening met de volgende criteria als uitvoering van art. 4.3.1 van de VCRO:
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft het verbouwen van een bestaande woning, gelegen in woongebied. De woonfunctie blijft ongewijzigd. De aanvraag is dan ook zonder meer functioneel inpasbaar.
Mobiliteitsimpact
De voorliggende aanvraag wijzigt niets aan de parkeerbehoefte van de eengezinswoning. Conform de gemeentelijke parkeerverordening dienen er voor de woning twee parkeerplaatsen te worden voorzien.
Ter hoogte van de inkomzone van de woning wordt in waterdoorlatende materialen een toegangspad gecombineerd met een oprit aangelegd. De verharding heeft een breedte van 6,5 meter en een oppervlakte van 38,35 m². De oprit biedt voldoende stallingsplaats voor de plaatsing van twee wagens, waardoor voldaan is aan de parkeerverordening.
De aanvraag is niet in overeenstemming met de oorspronkelijke verkavelingsvoorschriften, waarbij een oprit in de zone voor binnenplaatsen en tuinen diende te worden voorzien. Ook de parkeerverordening sluit een aanleg in de voortuinstrook in principe uit. De voorgestelde inplanting van de oprit ter hoogte van de inkomzone is echter logisch en in overeenstemming met de huidige inzichten rond het maximaal beperken van verhardingen op het perceel, in het voordeel van de groene en open ruimte en de infiltratie van hemelwater. Bovendien betreft het een hoekperceel, waarbij naast de toegangsbreedte van 6,5 meter aan verharding nog ca. 55,5 meter aan (voor)tuinzone grenst aan het openbaar domein. De voorgestelde verharding kan bijgevolg aanvaard worden als stallingsplaats voor wagens, mits voldaan aan de voorwaarde uit het advies van de dienst Mobiliteit, Openbare Werken en Veiligheid.
Inpandig in de woning, ter hoogte van de inkomzone, wordt een fietsenstalling voorzien waar (minstens) een viertal fietsen gestald kunnen worden. Het voorzien van een afsluitbare en overdekte stallingsplaats voor fietsen binnen het bouwvolume van de hoofdbebouwing is zonder meer aanvaardbaar.
Schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid
De woning wordt uitgebreid met een eerste verdieping onder schuine bedaking. De bijkomende verdieping houdt ruim voldoende afstand van de perceelsgrenzen (dichtste punt op ca. 7, meter). Het hoogste punt meet 7,54 meter, met schuin dak aflopend naar 5,68 meter. Er kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat het bijkomende volume door zijn omvang, hoogte en inplanting geen nadelige effecten heeft ten aanzien van de omgeving.
De bebouwde oppervlakte (footprint van 222 m²) van de woning blijft nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de bestaande toestand, afgezien van een beperkte uitbreiding ten gevolge van het isoleren van de buitengevels. Deze wijziging is ruimtelijk verantwoord in functie van de verbetering van de energie-efficiëntie.
Het aandeel verharding wordt tot een minimum beperkt. In de zij- en achtertuin wordt ca. 60 m² verharding aangebracht, bestaande uit paden en onderhoudsstroken en twee terrassen. De verhardingen zijn waterdoorlatend of wateren af naar de tuinzone. In de voortuin wordt een verharding van 38,35 m² voorzien in functie van de noodzakelijke toegangen en stallingsplaatsen voor wagens. De bezettingsgraad (bebouwing en verharding ten aanzien van de open en groene ruimte) van het perceel bedraagt daarmee ca. 33,5 procent. De oppervlakte van het perceel in rekening genomen, wordt een maximale bezettingsgraad van 40% à 45% als aanvaardbaar beschouwd. Voorliggende aanvraag blijft daar ruim onder.
De aanvraag kan inzake schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid gunstig worden beoordeeld.
Visueel-vormelijke elementen
De voorgestelde materialen behoren tot een gangbare en eigentijdse gevelafwerking. De voorgestelde gevelafwerking integreert zich op esthetische wijze bij de bestaande architectuur en is aanvaardbaar en niet storend in de omgeving. Het ontwerp van de uitbreiding bouwt verder op de bestaande architecturale kwaliteiten van de woning. Door de bestaande verspringing van volumes verder te zetten in het nieuwe ontwerp behoudt de woning na verbouwing met uitbreiding voldoende respect voor de omgeving en integreert het project zich bij de bestaande architectuur en in het bestaande bebouwde weefsel.
Cultuurhistorische aspecten
De aanvraag heeft geen betrekking op een beschermd monument of een goed dat voorkomt op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed. De plaats van de aanvraag is evenmin gelegen in een beschermd dorpsgezicht of beschermd landschap. Een archeologienota (zoals vermeld in art. 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013) is niet vereist, omdat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die het decreet heeft bepaald.
Bodemreliëf
Er wordt geen aanpassing aan het bodemreliëf voorgesteld.
Andere hinderaspecten inzake gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen
De aanvraag bevat geen elementen waarvan kan verwacht worden dat ze enige invloed op de gezondheid, het gebruiksgenot en de veiligheid in het algemeen kunnen hebben.
Er wordt gewag gemaakt van asbesthoudende materialen in de bestaande woning. Als aandachtspunt wordt meegegeven dat de bouwheer er toe gehouden is bij verwijdering van asbesthoudende materialen de vigerende regelgeving in acht te nemen en zo nodig een erkende asbestverwijderaar aan te stellen.
Bespreking adviezen
Er werd advies gevraagd aan de dienst Mobiliteit, Openbare Werken en Veiligheid. De dienst adviseert gunstig op voorwaarde dat de noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein op kosten van de aanvrager dienen te gebeuren.
De aanleg en de keuze van de materialen dient met respect voor de oorspronkelijk beklinkering te gebeuren zodat het uitzicht van de straat behouden blijft. De specificaties hiervan kunnen door de gemeente bezorgd worden. De gemeente kan hiervoor desgevallend een offerte opmaken.
Resultaat openbaar onderzoek
Het openbaar onderzoek werd gehouden van 23 juni 2025 tot en met 22 juli 2025. Er werd 1 bezwaarschrift ontvangen.
Samenvatting bezwaarschriften:
1. Inkijk
Bezwaarindiener meent dat er ten gevolge van de voorliggende plannen inkijk gegenereerd wordt in de slaapkamers van zijn woning, hetgeen impact heeft op de privacy en woonkwaliteit.
Er wordt gevraagd te overwegen hoe inkijk beperkt kan worden door bijvoorbeeld het gebruik van matglas.
2. Beoogde aanplanting van een boom op de perceelgrens
In de plannen is voorzien om een boom aan te planten op de perceelsgrens. Gezien de nabijheid van de bebouwing aan beide zijden is dit volgens ons geen geschikte plantlocatie. De boom zal naar verwachting lichtinval wegnemen en op termijn worteldruk of overhang veroorzaken. Bezwaarindiener stelt voor om een struik of haag tot 2 meter hoog te overwegen, wat privacy garandeert zonder nadelige impact op licht en ruimte.
3. Asbesthoudend onderdak – duidelijkheid over verwijdering
Het bestaande dak zou een asbesthoudend onderdak bevatten. In de vergunningsaanvraag is het niet duidelijk hoe dit asbestmateriaal zal worden verwijderd of verwerkt in het kader van de geplande verbouwing. Bezwaarindiener vraagt daarom expliciet:
Beoordeling bezwaarschriften:
1. Inkijk
Alle ramen worden op voldoende afstand van de perceelsgrenzen voorzien. De raampartijen op de eerste verdieping richten zich naar straatzijde of bevinden zich op ca. 19,5 meter van de perceelsgrens. Hoewel de gevel op de eerste verdieping, gericht naar aanpalende woning met adres Diependaele 17, voldoende afstand houdt tot de perceelsgrens, heeft de aanvrager in deze gevel geen raampartijen voorzien zodoende geen inkijk naar aanpalende te genereren.
De aanvraag houdt inzake inkijk en privacy voldoende rekening met eventuele impact op de omgeving. Er zijn meerdere mogelijkheden om eventuele inkijk te beperken, zoals het plaatsen van mat glas, gordijnen of screens, beplanting, enzovoort. De aanvraag bevat evenwel geen redenen om bijkomende voorwaarden op te leggen om eventuele hinder inzake inkijk en privacy te vermijden. Het bezwaar is ongegrond.
2. Beoogde aanplanting van een boom op de perceelgrens
Uit het inplantingsplan nieuwe toestand is af te leiden dat er geen bomen worden aangeplant op de perceelsgrens. Nieuwe aanplantingen staan op minstens twee meter van de perceelsgrenzen ingetekend. Het aanplanten van een haag op de perceelsgrens is niet verboden noch vergunningsplichtig. Er dienen hieromtrent geen voorwaarden te worden geformuleerd. Het bewaar is ongegrond.
3. Asbesthoudend onderdak – duidelijkheid over verwijdering
Het al dan niet verwijderen van asbesthoudende materialen maakt geen (verplicht) onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Het verwijderen van asbest is wel gevat door hogere (Vlaamse) regelgeving, waaraan de aanvrager dient te voldoen. Die regelgeving verduidelijkt welke beperkte handelingen zelf uitgevoerd mogen worden en onder welke voorwaarden dit dient te gebeuren, dan wel welke handelingen verplicht door een erkende asbestverwijderaar dienen te worden uitgevoerd. Als aandachtspunt wordt opgenomen dat de aanvrager zich uiteraard aan de hogere regelgeving dient te houden.
Conclusie gemeentelijk omgevingsambtenaar
Op basis van de bovenvermelde motivering wordt de aanvraag voorwaardelijk gunstig geadviseerd mits te voldoen aan volgende voorwaarden:
1. Contact op te nemen met de dienst Mobiliteit, Openbare Werken en Veiligheid van de gemeente Hove met het oog op de noodzakelijke aanpassingen aan het openbare domein.
Lastvoorwaarde
Alle kosten verbonden aan de noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein ten gevolge van de aangevraagde handelingen, zijn ten laste van de bouwheer.
Conclusie college van burgemeester en schepenen
Het college sluit zich aan bij het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit zich eigen.
BESLUIT:
Artikel 1
Het college van burgemeester en schepenen levert de voorwaardelijke omgevingsvergunning af voor het renoveren en uitbreiden van de woning.
Artikel 2
Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. Contact op te nemen met de dienst Mobiliteit, Openbare Werken en Veiligheid van de gemeente Hove met het oog op de noodzakelijke aanpassingen aan het openbare domein.
Lastvoorwaarde
Alle kosten verbonden aan de noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein ten gevolge van de aangevraagde handelingen, zijn ten laste van de bouwheer.
Algemene voorwaarden
Aandachtspunt
De aanvrager dient indien nodig te voldoen aan de vigerende regelgeving inzake het verwijderen van asbest.
Deze beslissing stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.
Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;
2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;
4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.
Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.
§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:
1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;
2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;
3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.
§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.
Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.
In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.
Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.
De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.
Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Artikel 52. De Vlaamse Regering is bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.
De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.
Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:
1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;
2° het betrokken publiek;
3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;
4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;
5° de leidend ambtenaar van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde;
6° de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.
Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:
1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;
2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;
3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.
Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.
In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:
1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;
2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;
3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.
Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.
Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:
1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;
2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;
3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.
De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.
Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde ambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.
Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de door haar gemachtigde ambtenaar de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.
Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.
Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:
1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;
2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;
3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:
een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;
b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;
4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.
Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:
1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;
2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;
3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.
Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.
Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.
Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.
De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.
Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.
Mededeling
Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Register der bekendmakingen
Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.
Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie heeft plaatsgevonden.
Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.